Voor het deeg
500 g kruimig kokende aardappels
50 g zachte boter
50 g tarwegriesmeel
1 licht opgehoopte tl zout
1 ei
100 g bloem
Voor de vulling:
125 powidl (kwetsenmoes)
¼ tl gemalen kaneel
1 cl rum
Voor de polonaise:
60 g boter
100 g droog broodkruim
Extra: 1 eierdooier om te bestrijken, poedersuiker om te bestuiven, lichtgebruinde boter om te bedruppelen.
1. Was de aardappelen, verpak ze in alumimiumfolie en laat ze 1 uur poffen in een op 200 graden voorverwarmde oven. Neem ze uit de oven, breek ze heet en wel open, schep met een lepel het kruim uit de schil en knijp het dan door een pureeknijper in een krans uit op een werkvlak. Doe er in het midden de zachte boter, het griesmeel, het zout en het ei in en meng het met de handen door. Zeef er dan de bloem over en vorm het geheel tot een glad deeg. Mocht het deeg wat te slap zijn dan wat bloem toevoegen. Laat het deeg een kwartier rusten.
2. Rol het deeg op een met bloem bestoven werkvlak tot een dikte van circa 3 mm uit. Steek er dan met een glad, rond uitsteekvormpje met een doorsnee van 7 ½ cm rondjes uit.
3. Meng de kaneel en de rum door de powidl. Schep in het midden van ieder deegplakje een halve theelepel kwetsenmoes, bestrijk de randen met eierdooier en vouw de rondjes dan als “tascherln” dubbel. Druk de randen met duim en wijsvinger stevig aan, zodat de vulling er tijdens het koken niet kan uitlopen.
4. Doe de powidltascherln over in kokend water met wat zout en laat ze wanneer ze boven zijn komen drijven in 10 min gaar pocheren.
5. Maak intussen een polonaise. Laat in een pannetje de boter smelten en rooster er het broodkruim in tot het lichtgebruind is. Neem de tascherln uit het water, dompel ze even in koud water en laat ze dan goed uitlekken. Haal de powidltascherln door de polonaise, schik ze op bordjes, zeef er poedersuiker overheen en druppel er wat lichtgebruinde boter over. Zelfgemaakte appelmoes is hier verrukkelijk bij.